De trein naar het oosten
Verslag van een reis over de Trans-Mongolië spoorlijn.   PRINT

3 - 25 september 2018

Het verhaal van het fameuze spoortraject naar Siberië begint in 1851 met de privé spoorlijn van tsaar Nicolaas I. Sindsdien heeft de Trans-Siberië spoorlijn een legendarische status gekregen. Bij menigeen staat deze reis op de zogeheten ‘bucketlist,’ ook op die van mijn echtgenoot en mij. Dagen achtereen in de trein. Hoe zullen we dat ervaren?




Deel 1: Moskou
Deel 2: De treinreis: van Moskou naar Irkoetsk
Deel 3: Baikalmeer en Irkoetsk
Deel 4: De treinreis: van Irkoetsk naar Ulaanbaatar. Verblijf in Mongolië
Deel 5: De treinreis: van Ulaanbaatar naar Beijing
Deel 6: Beijing



Op gespannen voet
Na het zien van de laatste verfilming van Agatha Christie’s Murder on the Oriënt Express, die andere beroemde treinreis, begint het te kriebelen. Dit jaar moest het er maar eens van komen. Omdat we ook Beijing willen bezoeken kiezen we voor de Trans-Mongolië variant. Van het Rode Plein naar het Plein van de Hemelse Vrede, zoals mijn echtgenoot pleegt te zeggen.

De spoorlijn loopt door drie landen: Rusland, Mongolië en China. Landen die in onze Westerse ogen niet bepaald vrij en democratisch zijn. Zullen we hier als toerist iets van merken? Hoe gaan we daarmee om? Met name Rusland en China staan met West-Europa wel eens op gespannen voet. Maar onderling hebben ze ook de nodige strubbelingen achter de rug. Zowel Rusland als China zijn in het verleden overheerst door de Mongolen, later werden de rollen op niet mis te verstane wijze omgedraaid. Nu is de lucht nog niet helemaal geklaard. Ondanks het feit dat de Russen en de Chinezen veel investeren in Mongolië heerst er bij de Mongolen tegenover hun grote noorder- en zuiderburen veel argwaan. Vooral Chinezen worden soms ronduit gehaat. De angst om door de economie en cultuur van China gedomineerd te worden zit er bij hen diep in. Ook de relatie tussen China en Rusland kent een geschiedenis van conflicten. Hierbij spelen tegengestelde belangen en grensgeschillen een rol. Bovendien streven beide grote landen naar de hoofdprijs wat internationale invloed en prestige betreft.


Deel 1: Moskou

Het is alweer achttien jaar geleden dat ik samen met mijn echtgenoot Rusland bezocht. We deden toen het roemruchte Sint-Petersburg aan. De stad van tsaar Peter de Grote neemt in de achttiende eeuw de rol van Moskou over als hoofdstad van het land. Maar in de twintigste eeuw liggen de kaarten anders. Na de Russische Revolutie maakt Lenin in 1918 Moskou weer tot hoofdstad en zetelt daar als vanouds de regering.
In het jaar 2000 dook de Sovjetgeest nog als een duvel uit een doosje in alle hoeken en gaten van Sint-Petersburg op. Nadat we ons hadden ingecheckt bij de strak geüniformeerde receptionist van ons hotel namen we de lift naar de etage waar onze kamer zich bevond. Huh? Zijn we gek aan het worden of werkt die lift niet? Een kloon van de receptionist die we zojuist hadden gezien zat achter precies zo'n balie als waar we tegenaan hadden geleund. We keken elkaar aan en namen de proef op de som: ja hoor, een verdieping lager zat ook een receptionist achter een balie. Sterker nog: elke verdieping had er één. Een surrealistische ervaring voor een West-Europeaan. In onze hotelkamer aangekomen zagen we aan de wand een vergeelde speaker hangen die eruitzag alsof je elk moment kon worden opgeroepen voor een militaire parade. Benieuwd voor welke verrassingen we nog zouden komen te staan. Maar de eerste dagen verliepen zonder noemenswaardige incidenten. Tot de derde dag. Bij het betreden van de zaal waar we het ontbijt nuttigden moesten we een bonnetje inleveren bij de deurwacht. Dat werd doorgaans stoïcijns in ontvangst genomen. Maar deze ochtend had een ijverig en opmerkzaam type dienst. We mochten de eetzaal niet betreden. Waarom? De bonnetjes bleken per dag te gaan. Nu was het dinsdag, dus moesten we die van dinsdag tonen. Die hadden we ondertussen niet meer. Smeken en soebatten leken niet te helpen: het bleef 'njet.' Juist toen we ons wilden omkeren om in de stad te gaan eten werd het plotseling toch nog 'da' en mochten we naar binnen.

Wat me verder bijstaat is de monsterlijk grote schaal van de straten, de pleinen en de gebouwen. Natuurlijk: de Hermitage is prachtig, maar ook dat complex lijkt te zijn gemaakt om diep je hoofd te buigen en je nietig te voelen als mens. Sint-Petersburg is ontworpen naar Amsterdams voorbeeld, maar men heeft niet diens menselijke schaal meegenomen. Sinds tsaar Peter de Grote heeft Rusland eeuwenlang - en nog steeds - een haat-liefde verhouding met West-Europa. Het land staat soms lijnrecht tegenover de West Europese manier van politiek bedrijven, maar laaft zich aan zijn cultuur.

“De binnenstad van Moskou is weliswaar druk bevolkt, maar ademt een wat kunstmatige sfeer uit. Alsof er niet echt wordt geleefd.”



Nu zijn we achttien jaar verder. Moskou is het startpunt van onze reis. Dat er in de jaren sinds we Rusland bezochten veel is gebeurd staat buiten kijf. Het is onmiddellijk voelbaar. Moskou is volledig bij de tijd, het kapitalistische westen bepaalt het straatbeeld met zijn mondaine winkels en vele restaurants. Een vluchtige blik op een drukke Moskouse boulevard leert dat deze weinig verschilt van een vergelijkbare straat in een grote stad in West-Europa. Dat geldt ook voor het wandelende en winkelende publiek: op een enkele bebaarde monnik in donkergrijze pij na, zie je louter fris modern geklede mensen verdiept in hun smartphone voorbijlopen. Over fris gesproken: zo ogen niet alleen de mensen, maar ook de straten en de gebouwen. Alsof ze 's nachts worden afgesopt om de volgende morgen weer als nieuw te blinken.

De binnenstad van Moskou is weliswaar druk bevolkt, maar ademt een wat kunstmatige sfeer uit. Alsof er niet echt wordt geleefd. Dat laatste kan wel kloppen. Samen met gids Nicolai, een jonge vertaler die liever 'Nick' wil heten, maar die we consequent Nicolai blijven noemen, bezoeken we de magnifieke metrostations die terecht de paleizen voor het volk worden genoemd. Hij vertelt ons dat er maar weinig mensen in het stadscentrum wonen. 's Ochtend vertrekken ze per metro naar de binnenstad om 's avonds weer naar de buitenwijken terug te keren waar het gros van de Moskouse bevolking woont. Volgens Nicolai hebben de metro's naar de stad dan ook altijd de stem van een mannelijke omroeper: de baas die de werknemers naar het werk doet spoeden, en de metro's die van het centrum vertrekken een vrouwelijke omroepstem: moeder de vrouw die hen naar thuis lokt. Een nogal oubollige anekdote die vast ook in Moskou door de tand des tijds en verschillende emancipatiegolven is aangevreten. Desalniettemin: de metropaleizen zijn waarlijke juweeltjes. Elk weer met zijn eigen sfeer, thema en versieringen: heroïsche bronzen beelden van mensen uit het volk (de arbeider, de ambachtsman, de landbouwwerker, de sporter, de student), mozaïeken van de Moskouse hemel - bevolkt door acrobaten, zeppelins en oorlogsvliegtuigen - of dagelijkse taferelen uit Wit-Rusland.



Michail Boelgakov
Mijn grootste inspirator als schrijver is de onfortuinlijke Russische auteur Michail Boelgakov. Zijn stijl is satirisch met een surrealistische twist. Hij weet werkelijkheid, maatschappijkritiek en fantasie jaloersmakend superieur met elkaar te vermengen. Degenen die mijn romans kennen zullen niet verbaasd zijn dat ik daardoor ben beïnvloed. Zijn toneelstukken en romans werden tijdens zijn leven nauwelijks gepubliceerd vanwege de alomtegenwoordige censuur. Zijn collega Gorki deed echter een goed woordje bij Stalin. Ook Boelgakov zelf schreef smeekbrieven aan de dictator. Dat redde hem van gevangenschap of zelfs terechtstelling. Meer kon hij niet verwachten. Zijn magnum opus De meester en Margarita waar hij van 1928 tot aan zijn dood in 1940 had gewerkt werd pas in 1967 zwaar gecensureerd uitgegeven. Met dank aan zijn weduwe Jelena Sergejevna die als een ware Margarita over de literaire erfenis van haar man zaliger waakte en er alles aan deed het manuscript gepubliceerd te krijgen. Nu wordt Boelgakov gezien als een van de grootste Russische schrijvers. Het kan verkeren.


Graffiti in het trapportaal van het Boelgakov museum en verschillende uitgaven van De meester en Margarita.

Een bezoek aan het Boelgakov museum mag dus niet ontbreken. Na de tocht langs de exuberante metropaleizen lopen we samen met de gids Nicolai naar de Bolsjaja Sadovaja waar het museum huist en waar de schrijver zelf enige tijd heeft gewoond. Eén museum? Het zijn er warempel twee! Eén zit aan de Bolsjaja Sadovaja op de vierde verdieping in appartement nr. 50 en is in 2007 door de staat opgericht. Bij het betreden van het pand kun je alle graffiti bekijken die bewonderaars van Boelgakov op de muren van het trapportaal hebben neer gekalkt, waaronder enkele kenmerkende tekeningen van de kater Behemoth uit De meester en Margarita. Boven gekomen in het appartement moet je langs een strenge dame waarna je de persoonlijke spullen en het bureau van Boelgakov kan bewonderen, alsmede een kleine tentoonstelling met o.a. brieven aan Gorki. Het andere museum is in 2004 door particulieren opgericht en bevindt zich op het gelijkvloers van de Bolsjaja Sadovaja oelitsa 10. Daar is een sfeervol café en een theater waar lezingen worden gehouden. Naast de ingang staan bronzen beelden van romanfiguren uit De meester en Margarita. Er schijnt wat rivaliteit te zijn tussen de beide musea. Het boven appartement wordt door de uitbaters "the first and only Memorial Museum of Mikhail Bulgakov in Moscow" genoemd. Daarmee wordt niet alleen het bestaan van het andere museum in hetzelfde gebouw ontkent, maar ook het feit dat die er toch echt eerder was.

Het huis van Maksim Gorki
Nu was Gorki al ter sprake gekomen. Ook zijn huis is in Moskou te bewonderen. Alleen al om het art nouveau pand zelf is dit een bezoek waard. Vooral de stenen trap is bijzonder: die lijkt wel gevormd te zijn uit de golven van een woeste oceaan. In het huis zijn diverse foto's uit verschillende periodes uit het leven van de schrijver te bezichtigen waaronder enkele opmerkelijke zoals een foto van Gorki op jonge leeftijd, verkleed als indiaan. Naast de receptie kun je nog een andere trap nemen die leidt naar de hallucinerend mooi beschilderde torenkamer die als schuilkapel heeft gediend. In Gorki's tijd was godsdienstbeoefening uit den boze.

Als we het Kremlin naderen zien we de imposante koepelparade al van ver opdoemen. Het is een enorm complex van kerken die nu als musea functioneren. De muren zijn van onder tot boven volledig bedekt met icoon-achtige fresco's, veel met bladgoud en stralenkransen van betimmerd edelmetaal. Er zijn geen cafés of restaurants in het complex, maar in het park staan glimmend gepoetste kleurrijke caravans die je elders in Moskou ook regelmatig aantreft. Daar kun je frisdranken, mini-pizza's en sandwiches kopen die je op één van de bankjes van het lommerrijke park kunt verorberen.



Pal naast het Kremlin ligt het vermaarde Rode Plein waar vele parades en in het verleden openbare executies hebben plaatsgevonden. Omdat het enorme plein deels aan het oog wordt onttrokken door grote tribunes valt het als geheel een beetje tegen. Het icoon van het plein, de Kathedraal van de Voorbede van de Moeder Gods op de Greppel of Basiliuskathedraal, heeft met zijn kleurrijke groteske uienkoepels een Disney-achtige allure. Aan de overkant staat het Nationaal Historisch Museum als een rode tempel te stralen in de zon. Langs het plein staat het GUM, een reusachtig overdekt luxe winkelcentrum. Het GUM werd in 1888 gebouwd ter vervanging van een oud handelsgebouw. In 1952 werd het gebouw na een grondige restauratie heropend als staatswinkel. Vanbinnen is het kleurrijk en licht. Het halfronde dak met zijn metalen glasconstructie doet denken aan die van een oud station. Er hangen borden met cartooneske afbeeldingen in pasteltinten van de te koop aangeboden waar.



Aan het rode plein ligt ook het mausoleum van Lenin. Welke gek heeft het ooit in zijn hoofd gehaald om Lenin te mummificeren en tot in lengte van jaren tentoon te stellen? Zijn hersenen schijnen zelfs postuum onderzocht te zijn om uitsluitsel te geven over het waarom van de vermeende onmetelijke genialiteit en grootsheid van deze leider. Naar de conclusie mag ieder gissen. Wij sluiten in de rij aan die vooral bestaat uit grote groepen Chinese toeristen die luid ginnegappend de wachttijd verdrijven. Ze worden stil gemaand door de bewakers als we de detectiepoortjes zijn gepasseerd en we het verduisterde mausoleum naderen. Een onwerkelijk krijtwitte Lenin ligt in een straal van licht voor ons uitgestrekt. Stil schuifelt de kolonne toeristen langs het gemummificeerde lijk. In een mum van tijd staan we knipperend met de ogen weer buiten.

Vijf kogels in de rug
Op de Grote Moskvoretski-brug staan we even stil bij de bloemen voor oppositieleider Boris Nemtsov. Op 27 februari 2015 werd hij hier vermoord met vijf kogels in zijn rug. De bloemenzee wordt door de autoriteiten regelmatig verwijderd, maar blijft hardnekkig groeien. We zijn op weg naar het Gorki park. Enkelen kennen de naam misschien van de film uit 1983 van Michael Apted, een adaptie van de thriller van de Amerikaanse schrijver Martin Cruz Smith. Het park is tamelijk uitgestrekt, er huizen diverse musea en er vinden allerlei activiteiten plaats rond een vijver met fonteinen. Het door Rem Koolhaas ontworpen museum voor moderne kunst is zeker een bezoek waard, maar wij bezoeken de nieuwe Tretjakov Galerij op Krymsky Val. Daar bewonderen we een keur aan twintigste-eeuwse Russische kunst (waaronder o.a. Popova, Kandinski en Malevich) vanaf de tsarentijd tot de propagandakunst van de Sovjetrepubliek. Ook de indertijd als dissident bestempelde kunst is hier tentoongesteld. Kunstenaars die in de Sovjettijd werk maakten die de commissie onwelgevallig was riskeerden veel: opsluiting, werkkampen, marteling en zelfs terechtstelling.




Deel 2: De treinreis: van Moskou naar Irkoetsk





Dag 1

Na de lunch lopen we bepakt en gezakt naar het spoor waar onze trein al klaar staat. Over elk treinstel waken twee stewardessen in een keurig grijs uniform. Op het eerste gezicht zien ze er wat streng uit, maar ze blijken uiterst goedlachs en vriendelijk. Engels spreken ze nauwelijks, maar met handen en voeten kom je een heel eind. Als je hen te vriend houdt heb je hier een goed leven. Dat geldt ook voor de in camouflage uniform gestoken treinbewakers die met een eigenaardig voorwerp rondlopen: een zwarte stok met een ovaal aan het uiteinde. Die zal niet voor een potje tafeltennis bedoeld zijn.

Treinleven
We hadden flink ingeslagen. Iedereen die het weten kon raadde ons aan om vooral instant noedels mee te nemen, koekjes en crackers. Heet water is in elke wagon aanwezig, maar een goede maaltijd is niet altijd voorradig. In onze trein blijkt dat reuze mee te vallen. Niet alleen kun je op de stations tijdens een tussenstop broodjes en frisdranken inslaan, maar in de stationsrestauratie wordt een niet onaardige maaltijd geserveerd. In ieder geval beter dan wat we met onze zakjes droogvoer kunnen brouwen. Een in zwart uniform gestoken babooshka met in haar kielzog een aandoenlijke assistent met trouwe hondenogen komen ons speciaal voor het diner uitnodigen.

Aan het ritme van het treinleven raakte je snel gewend. Er is geen wifi, er is alleen het uitzicht, de leesboeken en het aantekeningenblok. Je moet je er wel aan overgeven. Je leeft hier van tussenstop naar tussenstop en van ontbijt naar lunch en van lunch naar diner. Elke morgen komt één van de stewardessen met de stofzuiger langs - voeten omhoog - en het tapijt van je coupé is weer schoon. Daarna rolt ze een nieuwe loper over het gangpad uit. Het moet gezegd: ze zorgen goed voor ons treinstel. Dat het ook anders kan zien we als we een wandeling maken en in een ander treinstel belanden. De lucht van zweetsokken walmt ons tegemoet. Deze afdeling oogt vele malen rommeliger en viezer. Verderop stuiten we op de derde klas met slaapzalen. Daar staan de zaken er nog minder fris voor. We maken rechtsomkeer.

De eerste dagen van de treinreis biedt het uitzicht nog weinig afwisseling: immense soms wat schamel ogende berkenbossen, af en toe een kerkje met glanzende uienkoepels, kleine boerderijen, aftandse schuurtjes, verlaten fabrieksterreinen en saaie flatgebouwen. Tijdens de reis is het is handig om een treinschema bij de hand te hebben waar de stations op staan waar wordt gestopt. Daarbij moet je goed in de gaten houden dat je tijdens de reis een oplopend verschil in tijd hebt met Nederland. In Moskou is het tijdsverschil + 1 uur. Maar als we Perm passeren, niet ver van het Kaukasus gebergte en de grens van Europa en Azië, is het tijdsverschil al +3 uur.





Dag 2

We bereiken Omsk, bekend van het Dodenrit-lied van drs. P (Trojka hier, trojka daar). Bloeddorstige wolven zijn hier niet te bekennen, maar deze industriestad heeft verder weinig charme. We zien hijskranen, fabrieksschoorstenen langs een rivier en grauwe huizenblokken. Na Omsk rijden we langs moerasvelden met her en der bosjes berken- en espenbomen: de Baraba steppe, berucht om zijn ontoegankelijkheid en muggenkolonies. Inmiddels zijn we in Siberië beland. De herfst heeft hier al zijn intrede gedaan: de vaalgroene tinten van de velden en de bomen verandert in goudgeel. In de verte passeren we armoedige boerderijen, een roedel ganzen en een verlaten graansilo. Af en toe stoppen we in stations met kleurrijke stationsgebouwen. Bij sommige stations is een oude stoomlocomotief op een sokkel tentoongesteld. Als de

stop meer dan twee minuten duurt mogen we de trein verlaten om de benen te strekken, een sigaretje te roken, of eten en drinken in te slaan. Een vrouw met kort geknipt wit haar en een bungelende boezem onder haar streepjestrui loopt gebogen over twee krukken luidkeels te bedelen. 'This is for you, okay?' zegt mijn reisgenoot terwijl hij haar wat kleingeld geeft. Met een olijk gezicht echoot ze: 'okay! okay! okay!'



“Zo’n kind moet toch allang slapen,’ zegt de vrouw van het Nederlandse echtpaar. 'Ik zou hem een pets hebben verkocht.'



Een klein luidruchtig blond jongetje maakt geintjes met een van de stewardessen. Hij mag even haar pet opzetten waarna hij gillend van pret wegrent. Er zijn Nederlanders ingestapt. Een broodmagere eigengereide vrouw vergezeld door dito zoon met wijs brilletje, beide van het type vogelverschrikker. Zij reizen niet naar Beijing, maar gaan naar het eindpunt van de Trans-Siberische spoorlijn: Vladivostok. Vandaar gaan ze per boot naar Zuid-Korea. Later stappen nog meer Nederlanders in: een echtpaar van middelbare leeftijd waarvan de man Indische wortels heeft. Het vrolijke jongetje houdt nog tot ver na twaalven het treinstel wakker met zijn luide geroep en gelach. 'Zo'n kind moet toch allang slapen,' zegt de vrouw van het Nederlandse echtpaar. 'Ik zou hem een pets hebben verkocht.'



Dag 3

Jezelf wassen in de trein is een hoofdstuk apart, maar gaandeweg raakt ik er aardig bedreven in. Zelfs in een nauw toilet met een kraantje waar alleen een pisstraaltje water uitkomt als je de knop onder de tuit ingedrukt houdt. Met mijn vrije hand zeep ik mezelf eerst in om me daarna zo goed en zo kwaad als het gaat af te spoelen. Een washandje is hierbij een onmisbaar attribuut. Je haar wassen is dan weer een handeling voor gevorderden. Bij het ontbijt is het elke keer weer een verrassing om te ontdekken waar de vulling van de pasteitjes uit bestaat die we de avond ervoor hebben gescoord bij een druk in het Russisch doorratelende oma. Meestal een onbestemd stuk vlees waarvan we maar moeten geloven dat het niet is bedorven. Het landschap wordt nog immer gedomineerd door herfstige steppen met goudkleurige berkenbossen. Allengs wordt het heuvelachtiger. We stoppen drie kwartier bij Krasnojarsk, een op het eerste gezicht niet erg inspirerende plaats die nochtans bijna 1 miljoen inwoners telt. De stad heeft de twijfelachtige eer om het centrum van de nucleaire wetenschap te zijn. Er zijn in de buurt van de stad twee dorpjes gebouwd: Krasnojarsk-26 en Krasnojarsk-45, met geheime complexen waar kernwapens werden geproduceerd. We kijken wat rond op het stationsplein dat is gemeubileerd met een fontein en ouderwetse smeedijzeren lantarens. Het plein wordt omringd door een bij elkaar geraapt zootje aan flats en onaanzienlijke huizen. De plaatselijke jongeren - gekleed in felle sportkleding en sportschoenen, maar de meeste op slippers - klitten in kleine groepjes bijeen.



Dag 4

Afscheid
De laatste ochtend in de trein is aangebroken. Nog maar een paar uur voordat we in Irkoetsk aankomen. Het tijdsverschil met Nederland is verder opgelopen tot +5 uur. Ik verpest het ontbijt. Er zit een zakje met zuurstofregelaar (not eatable!) in het droogpakket met scrambled eggs. Ik denk dat het kruiden zijn, scheur het open en gooi vrolijk de inhoud over de maaltijd. Gelukkig zijn er nog broodjes. De stewardessen grissen ondertussen alle lakens en handdoeken bij iedereen onder de kont vandaan. Zij kennen geen Engels, wij geen Russisch dus vragen of we alsjeblieft het vuile goed willen overhandigen is in dat geval geen optie. Buiten herinnert sloppenwijk na sloppenwijk ons weer eens aan de welvaart van ons thuisland. Dan is uiteindelijk het moment aangebroken dat we de trein moeten verlaten. Met een lichte weemoed nemen we afscheid van de medereizigers, de olijke stewardess en de jongen met de trouwe hondenogen van het restaurant. Een taxichauffeur voor de tranfer naar ons hotel in Listvyanka staat met een bordje waarop onze namen op zijn geschreven te wachten in de stationshal.

Deel 3: Baikalmeer en Irkoetsk

De taxi stopt bij een charmant hotel met aandoenlijke kitsch-inrichting, pal aan het wonderschone Baikalmeer. Het grootste en diepste meer ter wereld. Het neemt niet minder dan twintig procent van de totale zoetwaterhuishouding van de aarde voor zijn rekening. Om een idee te geven: het meer is 600 kilometer lang en het diepste punt is 1637 meter. In de wateren huist bovendien een alleraardigst dier: een zoetwater zeehond.



Siberische chique
Het uitzicht over het Baikalmeer is betoverend, maar het regent dat het giet, dus we gaan snel het hotel binnen.
'Sorry, no elevator, ' verontschuldigt de hoogblonde receptioniste zich, ons met grote onschuldige ogen aankijkend. Slepend met onze koffers betreden we de smalle houten wenteltrap op weg naar de derde etage. Als we weer beneden komen om de overige bagage op te halen moet ze zich weer verontschuldigen: "Sorry, wrong room, hihi." Lief glimlachen, dat kan ze wel. We hadden kamer 304 toegewezen moeten krijgen, niet 303. We hebben vooralsnog geen reden tot klagen: het is een royale kamer met een prachtig uitzicht op het meer. Wanneer ik op het bed neerzijg voel ik echter nattigheid. Letterlijk. Ik kijk omhoog en zie waterdruppels van het afgebladderde plafond vallen. Ploink, ploink. Weer terug naar de balie. Er wordt iemand bij geroepen. Een man die eruitziet alsof hij dat varkentje even zal gaan wassen. Hij loopt met ons mee om de stand van zaken te bekijken. Als hij het bed bevoelt en omhoogkijkt schrikt hij. De situatie is ernstiger dan hij dacht. 'Wet bed, yes. Not good, no,' is zijn conclusie. Kamer 308 dan maar. Als we de deur openen zien we weer hetzelfde fantastische uitzicht. Er is zelfs een balkon, maar met dit hondenweer lonkt buiten zitten niet zo. Dit keer voelen de bedden droog aan en het plafond ziet er ongeschonden uit. De wanden van het vertrek zijn met hout betimmerd en het plafond is versierd met goudkleurige verf bespoten Griekse zuilen van gipsplaat. Een grote barokke kroonluchter en dito wandlampen maken het geheel af. Het doet me denken een combi van het Great Northern Hotel en het casino annex bordeel One Eyed Jack's uit de onvolprezen eerste twee seizoenen van de Amerikaanse serie Twin Peaks. Siberische chique?
We zijn bijna gesetteld: alleen internet nog. Na instructie van de receptioniste blijkt wifi beneden bij de lobby prima te werken. In kamer 308 komt echter de mededeling op het scherm van mijn laptop: "Uw pc heeft geen verbinding met een netwerk."

“Als we Listvianka naderen zien we dat het de charme bezit van een rochelende boer met een houten poot op theevisite.”



Ons humeur is dan nog opperbest. Gewapend met paraplu's wandelen we monter van het hotel naar het dorp om het aanbod van excursies te bekijken en wijn in te slaan. Iedere honderd meter daalt ons humeur echter zienderogen. De weg leidt over een smal bermpad vlak langs de autoweg. Dat is op z'n zachtst gezegd niet prettig lopen. De voortjakkerende auto's laten het water hoog tegen ons opspatten terwijl we grote gaten in het asfalt ontwijken. Als we daarin zouden stappen komen we tientallen meters lager op de baai terecht. Oppassen geblazen dus. Bovendien blijkt het dorp veel verder weg dan we aanvankelijk dachten. Als we Listvianka naderen zien we dat het de charme bezit van een rochelende boer met een houten poot op theevisite. Velen weten hoe treurig derderangs ski-vakantieplaatsen in de zomer kunnen ogen. Al is het geen skioord: zo ziet Listvianka eruit. Oorzaak zijn de vele hotels en toeristische uitspanningen in schreeuwerige uitdossing die langs de weg tegenover het meer zijn gebouwd. Ze vormen een oerlelijke schil waarachter enkele kleine parels van het dorp schuilgaan: de oorspronkelijke houten huisjes met mooi houtsnijwerk. We zijn toe aan drank. Dat treft: verderop is een winkel. En ze hebben wijn! Enthousiast wijzen we aldaar op een fles Cabernet sauvignon. De verkoopster schudt echter haar hoofd. In het Russisch zegt ze iets waarvan wij begrijpen dat we de wijn niet kunnen kopen. Dat is hoogst eigenaardig. Met een humeur dat inmiddels tot kelderdiepte is gedaald, lopen we verder. We komen bij een tweede winkel. Ook daar schudt de verkoopster heftig van nee en ze maakt daarbij een gebaar alsof ze de duivel afweert. Vervolgens wijst ze naar een opschrift in het Russisch. Tja, dat kunnen wij helaas niet ontcijferen. Stik chagrijnig arriveren we even later bij het reisbureau waar ze excursies aanbieden. De man achter het bureau spreekt redelijk Engels: een buitenkans. Als we informeren naar de mogelijkheden vragen we ook maar gelijk waarom men ons hier geen wijn wil verkopen. Wat blijkt? Op sommige dagen mag in deze regio in de winkels geen alcohol worden verkocht. De alcoholproblematiek is groot in Rusland. Een kwart van de mannen overlijdt daar voor hun vijftigste door overmatig alcoholgebruik en roken. Gezondheidsfreak Poetin heeft nu een campagne op touw gezet. Juist vandaag is de dag van de 'drooglegging.' Welkom in Lisvyanka.


Het Baikalmeer
De volgende morgen is aangebroken. En warempel: de zon schijnt. Dat is maar goed ook want we hebben voor vandaag een excursie met een boot op het Baikalmeer geboekt. We worstelen ons langs een grote groep Chinese toeristen die het hotel bijkans lijken te hebben overgenomen en gaan op weg naar de haven. Met gids en een aantal Russen varen we een paar uur later in een wild stuiterende boot over het meer. We passeren ons hotel dat in de verte aan de oever ligt en niet voor niets 'Legend of Baikal' heet. De naam refereert naar de legende rond de Sjamaan rots - tegenover het hotel - waarvan het topje boven het water uitsteekt. Angara, de dochter van Baikal wil trouwen met Yenisey. Haar vader is daar echter niet mee eens. Als ze toch haar zin doordrijft en naar haar geliefde toe wil vluchten gooit Baikal woedend een rots voor haar voeten om haar de doorgang te versperren. Ze ontkomt echter. De tranen over het verlies van zijn dochter vormen het Baikal meer. Tijdens de tocht meren we aan bij een baai om een oude spoortunnel uit 1904 te bekijken. Indertijd zijn er negenendertig van zulke tunnels uit de rotsen langs het meer gehouwen voor de Trans Siberië lijn. In 1913 kwam een spoorlijn langs het meer gereed. Voor die tijd moesten treinen het Baikalmeer per veerboot oversteken. Dit deel van de route is nu niet meer in gebruik omdat het wateroppervlak sinds de bouw van de spoorlijn wel anderhalf meter is gestegen. De gids babbelt onvermoeibaar door in het Russisch. Zijn Engels is 'very poor,' zegt hij. Jammer voor ons. Het prachtige uitzicht over het Baikalmeer heeft gelukkig geen vertaling nodig. Later in het hotel nuttigen we een diner met Solyanka (vleessoep) en in een vette saus verdronken koeientong. De serveerster ziet er geen been in om alle gangen in één keer op tafel te zetten: soep en hoofdgerechten. Na onze reprimande maakt ze het goed met verrukkelijk zoet gebak bij de koffie. We bedenken ons dat het geen overbodige luxe is om ons te wapenen met enige kennis van de Russische taal als we vaker Rusland zouden gaan bezoeken. Zeker als je buiten Moskou komt en de binnenlanden ingaat kijken velen je met verschrikte ogen aan als je Engels met ze begint te praten.



Irkoetsk

Decembristen
We verlaten Listvyanka en gaan per taxi tranfer naar Irkoetsk. De hoofdstad èn naar verluid 'het Parijs van Siberië.' Enige allure kan deze stad niet ontzegd worden. Er zijn eind 19e eeuw nogal wat lui rijk geworden van de goudmijnen in de buurt. Hierdoor konden ze Irkoetsk met luisterrijke panden verfraaien die ontworpen waren door een keur aan internationale architecten. In de tijd van tsaar Nicholas I brachten de Decembristen al de nodige Europese cultuur naar Irkoetsk waar het voorheen verstoken van was gebleven. De Decembristen waren een groep adellijke ballingen die liberale hervormingen nastreefden op Europese leest geschoeid. Hun verijdelde aanslag op de tsaar in 1825 leverde hen strafkamp, een verblijf in de gevangenis en ballingschap op in het verre Siberië. Bovendien verloren ze hun adellijke titel en privileges. De barre tocht naar het oosten was al een beproeving. Stel je voor: met paard en wagen duurde de reis van Moskou naar Irkoetsk - door weer en wind - zesendertig dagen. Wat zeur ik nog over het gebrek aan comfort in een hedendaagse trein? Na die erbarmelijke tocht wachtte hen ruim een jaar strafkamp in de mijnen, daarna gingen ze een aantal jaren naar de gevangenis en vervolgens moesten ze op een plantage werken. Een aantal van hun echtgenotes volgde hen. Ze deden moedig afstand van hun comfortabele leven. Ze kregen van de tsaar immers hun privileges terug als ze zouden hertrouwen. Geleidelijk aan verzachtte het regime zich wel.

"Met paard en wagen duurde de reis van Moskou naar Irkoetsk - door weer en wind - zesendertig dagen.
Wat zeur ik nog over het gebrek aan comfort in een hedendaagse trein?”



Daar de Decembristen mensen uit de intellectuele bovenlaag waren, wilden ze zich wetenschappelijk en cultureel blijven ontwikkelen. Ze lieten boeken uit Moskou en Sint-Petersburg komen en zetten in ballingschap hun studie voort. Bovendien hielpen ze de bevolking van de streek. Ze zetten een school op en zorgden voor een grote culturele opwaardering van Irkoetsk en omgeving.



De grandeur van Irkoetsk vertoont heden ten dage helaas de nodige scheuren. Haar glorie is enigszins vervallen. Er is niet altijd genoeg geld om de openbare ruimte te onderhouden. Sommige panden uit de eerste decennia van de twintigste eeuw zijn statig en charmant, anderen zijn gebouwd in een neoclassicistische stijl van de meest grove soort. Alsof de zuilen van oude Romeinse tempels letterlijk op de gevels zijn geplakt. Af en toe ontwaar je in het straatbeeld oude houten huizen uit de negentiende eeuw met uitermate fijnzinnig houtsnijwerk. Twee daarvan zijn musea: het Volkonsky- en Trubetskoy huis. Beide waren huizen van Decembristen en hun echtgenotes. Nabij het Volkonsky huis staat een standbeeld ter ere van de vrouwen van de Decembristen die hun mannen in ballingschap volgden.




Deel 4: De treinreis: van Irkoetsk naar Ulaanbaatar. Verblijf in Mongolië





We hebben dit keer een Chinese trein. Hij oogt stoer en heeft een groene façade die met het stof van vele reizen is bedekt. Ook de ramen mogen ze weleens lappen. Over het gangpad ligt een donkerblauwe loper en de banken van de coupés zijn gestoffeerd met wijnrode pluche bekleding. Boven het raam van de coupé is een ventilator bevestigd. Lag het beheer over de treinstellen bij de vorige treinreis in de handen van dames, nu zijn het stewards die de scepter zwaaien, gehuld in donkerblauwe uniforms. Een wagen met kolen stopt bij ieder treinstel waarna de treinsteward zijn aandeel in een bak schept. Brandstof voor de waterketel en het fornuis.

Dit zou een reis worden met veel avondlijke en nachtelijke bezoekers. We passeren immers de grens van Rusland naar Mongolië. Dus vullen we formulieren in die we al lang en breed thuis hadden ingevuld, worden onze paspoorten ingehouden en koffers doorzocht aan beide zijden van de grens. Het doorzoeken van de bagage gebeurt overigens nogal met de Franse slag.

Mongolië: Terelj National Park, Buuveit Camp



Op het station van Ulaanbaatar - de hoofdstad van Mongolië - aangekomen, zoeken we het perron af naar de chauffeur die ons naar een natuurreservaat zal brengen waar we twee nachten zullen doorbrengen. Er lopen nogal wat mensen met bordjes rond, dus het is even zoeken voor we de juiste te pakken hebben. Dat is een jongeman met een beeldschoon gezicht: fijne trekken en hoge jukbeenderen. Als hij lacht is een beugel zichtbaar. Hij blijkt niet de chauffeur maar een gids te zijn, een baantje voor de zomermaanden. In oktober start hij als audit medewerker bij KPMG in Ulaanbaatar. Hij spreekt voortreffelijk Engels, maar hij heeft dan ook enige tijd in Londen gestudeerd. De chauffeur is wat ouder, grover van bouw en stugger, hoewel niet onvriendelijk. In tegenstelling tot de gids spreekt hij geen woord Engels. We stoppen een paar keer bij een kleine supermarkt omdat ze daar koffie zouden hebben. Tevergeefs, want de bar is nog gesloten. In plaats daarvan kopen we frisdrank. Bij de kassa dringen een paar Mongoolse dames op leeftijd - klein van stuk, met ronde poppengezichten - schaamteloos voor. Als we daartegen protesteren laten ze ons passeren, maar kijken ons daarbij aan alsof we hen zojuist een oneerbaar voorstel hebben gedaan. Vervolgens voel ik voortdurend een hand in mijn rug die me tot snelheid maant.

Dzjengis Khan
Tijdens de rit maken we nog een stop om een ontzagwekkend beeld van Dzjengis Khan te bekijken, een monsterlijk en spuuglelijk gedrocht: vijftig meter hoog van glanzend metaal. Het lijkt wel een speelgoed kabouter die tot enorme proporties is opgeblazen. Eerder een karikatuur dan een eerbetoon, maar de Mongoolse bevolking denkt daar waarschijnlijk anders over. Tijdens het Sovjetregime werden uitingen van de eigen Mongoolse cultuur met harde hand onderdrukt. Gelukkig is daar een einde aan gekomen. Hoe ze vervolgens hun helden willen eren is natuurlijk hun eigen zaak. Dat ze trots zijn op hun verleden is niet zo vreemd: het ooit zo machtige rijk uit de tijd van Dzjengis Khan strekte zich toen uit van China tot aan de Donau. In de ronde sokkel van het beeld is een museum over het leven van deze legendarische vorst gehuisvest dat we even bezoeken. Een trap voert omhoog naar een uitzichtpunt. Het landschap oogt veel vriendelijker dan ik had verwacht. Hier zijn geen schrale steppen, maar glooiende heuvels getooid in een fluwelen tapijt in pastelkleuren groen, oker en bruin.

Als we naar het Terelj National Park rijden waar Buuveit Camp is gevestigd waar we logeren, passeren we een meanderend riviertje. Daarna stoppen we bij een kleine berg van stenen met daarop een met kleurrijke linten versierde stok. Het blijkt een zogenaamde Ovoo te zijn, een sjamanistische heilige plaats. Onze gids doet het ritueel voor. Je pakt drie stenen en maakt evenzoveel rondes om de paal, bij iedere ronde een steen op de berg werpend. Met dit offer dwing je voorspoed en geluk af. Het sjamanisme komt in veel culturen over de hele wereld voor, ook in Mongolië. De kern van deze religie is dat er in contact getreden wordt met bovennatuurlijke machten om ziekten te genezen of advies te verkrijgen in crisistijd. Een sjamaan is een soort ziener en magiër die als intermediair fungeert tussen de geesten en de mensen. Dzjengis Khan vroeg voor hij belangrijke beslissingen nam, of voorafgaand aan een veldslag, altijd advies aan een sjamaan.

We arriveren bij een klein kamp met yurts. Een yurt (of ger) is een vrij ruime ronde Mongoolse tent waar de nomaden hier al eeuwenlang in wonen. De energie wordt opgewekt door een klein zonnepaneeltje op elke tent. De nachten kunnen al behoorlijk koud zijn, maar in het midden van de tent staat een houtkacheltje. Iedere avond en vroeg in de morgen komt iemand de houtkachel voor ons aansteken.

Het landschap is hier ruiger. We zien rotsachtige heuvels waarin je iedere keer weer andere vormen ontdekt. Soms lijkt het alsof ze door een reuzenhand zijn gerangschikt. Van één rotsformatie is al 'officieel' vastgesteld waar deze op lijkt: turtle rock. Menig toerist zal hier wel een foto van in zijn collectie hebben.

Mongolië: Ulaanbatar




Het Dzjengis Khan plein in Ulaanbaatar

De koudste hoofdstad ter wereld is onderhevig aan extreme weersomstandigheden: 's winters min. 40 graden en ‘s zomers 40 graden boven nul. Ulaanbaatar kan niet bepaald worden genomineerd voor de schoonheidsprijs. Fantasieloze flats en megalomane wolkenkrabbers kijken op ons neer wanneer we de stad binnenrijden op weg naar ons hotel. Wie een verkeersinfarct in optima forma wil meemaken moet naar Ulaanbaatar afreizen. De wegen zijn de hele ochtend en avond volledig dichtgeslibd. Verkeersagenten fluiten de longen uit hun lijf en doen dappere pogingen de chaos nog enigszins in het gareel te houden. Oversteken is hier voor voetgangers, zelfs over zebrapaden, een levensgevaarlijke exercitie.

“Verkeersagenten fluiten de longen uit hun lijf en doen dappere pogingen de chaos nog enigszins in het gareel te houden.”



Het Dzjengis Khan plein is reusachtig en vormt het hart van de stad. In het niet zo verre verleden werden hier militaire parades gehouden. Het plein is leeg op het standbeeld in het midden na: de held Damdinii Sühbaatar te paard. Het beeld wordt omringd door stenen leeuwen die de ijzeren kettingen van de afrastering in hun bek houden. Op de lage trappen van de sokkel hangen groepjes jongeren bijeen. Om het plein staan belangrijke politieke en culturele gebouwen als het parlementsgebouw en het roze theater voor opera en ballet. De gevel van het parlementsgebouw wordt gesierd door beelden van Dzjengis Khan, zittend op zijn troon met aan weerszijden zijn zoon en kleinzoon te paard.

Gandan Khidd
Het nationaal historisch museum is helaas gesloten wegens een stroomstoring. We besluiten daarom Gandan Khiid te bezoeken, een van de grootste boeddhistische tempelcomplexen van het land. Op weg daarnaartoe ontwaren we een ander tempelcomplex tussen de wolkenkrabbers. Nieuwsgierig geworden gaan we naar binnen. Als we de tempels betreden openbaart zich een verrassende en ongemeen kleurrijke wereld: sjamanisme en boeddhisme gaan hier hand in hand. Als we dan uiteindelijk bij het Gandan Khidd complex belanden vergapen we ons aan het 26,5 meter hoge koperen vergulde Boeddhabeeld. Het is een replica van het oorspronkelijke beeld dat in 1973 door de Russen is meegenomen en naar verluid is omgesmolten voor de wapenindustrie. De Sovjets hebben sowieso nogal huisgehouden: tussen de 14.000 en 18.000 monniken zijn vermoord en het merendeel van de 700 kloosters die Mongolië rijk was is verwoest.


Detail van het 26,5 meter hoge Boeddhabeeld in het Gandan Khidd complex.

“Mongolen houden er blijkbaar heel eigen werktijden op na. Om half één 's nachts dreunen de machines nog dat het een lieve lust is.”



Van de Mongoolse keuken had ik mij eerlijk gezegd een te barbaarse voorstelling gemaakt. Het valt reuze mee, al biedt deze ook weer geen culinaire hoogstandjes. Het Mongoolse menu bestaat veelal uit vleessoepen, dumplings met gehaktvulling, gegrild of gekookt vlees met rijst, koolsalades, warme verse vruchtensap die tussen het hoofd- en nagerecht wordt geserveerd en verrassend gevarieerde melkproducten waaronder de in Nederland zo bekende yoghurt. Mijn echtgenoot is vegetariër. Dan heb je wel een probleem in Mongolië, zou je denken. Maar Ulaanbaatar onderscheidt zich wat gevarieerd aanbod aan restaurants betreft niet veel van andere grote hoofdsteden in de wereld: we hebben daar uitstekend gegeten in een vegetarisch restaurant.

Ons hotel heet Edelweiss. Bekend bij veel Trans-Mongolië reizigers. De naam zal bij sommigen Sound of music-achtige associaties oproepen. De plant waar de naam aan refereert groeit overvloedig in de heuvelachtige omgeving buiten Ulaanbaatar. Het hotel zelf is prima. Tenzij je tot de quote top 100 hoort is het voor een West Europeaan altijd even wennen aan knipmessend personeel. Je beseft dat het iemands dagtaak is om bij de deur te wachten tot die kan worden open gehouden voor bezoekers. Het hotel is gelegen in een typische Ulaanbaatarse rommelige straat waar enkele gebouwen nog in aanbouw zijn. Vlak naast het hotel is een bouwput. Mongolen houden er blijkbaar heel eigen werktijden op na. Om half één 's nachts dreunen de machines nog dat het een lieve lust is. Na herhaalde klachten bij de receptie horen we beneden over en weer schreeuwende stemmen. Even verstommen de machines, om na een paar minuten weer onverdroten voort te denderen. De telefoon gaat. De receptie. 'Thirty minutes,' daarna zal de herrie ophouden beloven ze. We doen de oordoppen in en gaan slapen.



Deel 5: De treinreis: van Ulaanbaatar naar Beijing



Op het station van Ulaanbaatar arriveert onze trein naar Beijing. Bij elk treinstel stappen stewardessen in marineblauwe pakjes uit en gaan gewapend met een lieve glimlach keurig in het gelid staan, zichtbaar rillend, want het is bitterkoud. Een mooi schouwspel, al dat blauw op een rij. Deze trein is moderner dan de voorgaande. Er hoeven geen kolen ingeladen te worden voor de waterketel, maar er is een heet- en koudwaterkraan waar je water kunt tappen. Nadat we geïnstalleerd zijn maken we kennis met onze coupé-genoten: een Franssprekend lesbisch stel uit Namen. Buiten zien we het Mongoolse landschap steeds monotoner worden. We naderen de Gobiwoestijn. Geen heuvels meer, maar ruige steppen. In de lege weidse vlakten hokken af en toe groepjes kamelen bijeen.

“Ovessiun!' bitst de Mongoolse douanebeambte nadat ze het ingevulde douaneformulier van ons heeft aangenomen. Vier paar ogen kijken haar vragend aan. 'Ovessiun!' herhaalt ze stoïcijns.”



In hectiek zou de grensovergang Mongolië-China die van Rusland naar Mongolië ver overtreffen. Natuurlijk zijn er de gebruikelijke formaliteiten - het invullen van douaneformulieren en paspoortcontrole - maar voordat we de grens mogen passeren komen we voor een paar verrassingen te staan.

Grencontrole
'Ovessiun!' bitst de Mongoolse douanebeambte nadat ze het ingevulde douaneformulier van ons heeft aangenomen. Vier paar ogen kijken haar vragend aan. 'Ovessiun!' herhaalt ze stoïcijns. Plotseling begrijp ik wat ze zegt: old version! Aan ons waren oude formulieren uitgedeeld die blijkbaar ongeldig zijn. We proberen haar duidelijk te maken dat deze ons door de stewardess zijn aangereikt. Hoe konden we nu weten dat het oude formulieren waren? Aan haar blik te zien vindt ze dat geen geldig argument. Maar een lange discussie met handen en voeten is voor haar blijkbaar ook geen fijn vooruitzicht. Ze moet de rest van de trein immers nog afwerken. Met zichtbare tegenzin laat ze het er uiteindelijk bij zitten. Ons misprijzend aankijkend neemt ze de 'foute' formulieren in.

Wanneer we de Chinese grens naderen wacht ons nog een verrassing. Er wordt door de stewardess meegedeeld dat we allemaal bij de grens moeten uitstappen. Alle bagage moeten we meenemen. 'All our luggage?' vragen we op de toon van 'dat kan toch niet waar zijn?' 'Yes, all your lugguage!' Een aantal seconden van ongeloof (zo staat het niet in onze reisgids!) gaan vooraf aan berusting. Reizen is soms balanceren tussen acceptatie en assertiviteit. Als we bij de grensplaats Erlian zijn aangekomen staan enige tijd later alle treinreizigers bepakt en bezakt buiten op het perron. Pas dan beseffen we wat er werkelijk gaat gebeuren. We moeten allemaal met onze bagage naar het douanegebouw tegenover het perron waar een controle zal plaatsvinden. Dat zal - gezien de enorme rij - uren gaan duren. Bovendien wordt ons een spektakel door de neus geboord. Dat zit namelijk zo. Om strategische redenen koos Rusland in de tsarentijd voor breedspoor bij de aanleg van het treinnetwerk. Dit was ooit om te verhinderen dat het Russische spoorwegnet bij een verovering gebruikt kon worden. Ook het Mongoolse treinnetwerk kreeg breedspoor. China heeft echter het iets smallere normaalspoor evenals West-Europa en de meeste treinnetwerken in de wereld. Daarom moeten de treinen een ander onderstel krijgen anders kunnen ze niet over het Chinese spoor rijden. Dat is een bijzondere operatie. De trein wordt naar een loods gereden waar deze in zijn geheel wel anderhalve meter wordt opgetild. Vervolgens kan het onderstel voor breedspoor worden losgekoppeld. Daarna wordt er een onderstel dat geschikt is voor normaalspoor onder geplaatst. 'Maak dat mee,' raden meerdere reisverslagen ons aan. We besluiten daarom mee te reizen naar de wisselplaats om hier niets van te missen. Terwijl we in de rij staan voor controle zien we echter onze trein wegrijden. We beseffen dat die naar de loods wordt gereden. Helaas: de hele operatie zal buiten ons zichtveld plaatsvinden. Drieënhalf uur later worden we pas weer uit het douanegebouw losgelaten. De trein is inmiddels van een passend onderstel voorzien en staat weer aan het perron. De reizigers mogen naar hun coupé terugkeren.




Deel 6: Beijing

De volgende morgen zien we China bij daglicht: rotsachtige heuvels, flats met grote raampartijen en huizen met licht glooiende rode daken, sommige getooid met de Chinese vlag. Beijing naderend zien we een strakblauwe hemel, vrij van smog. Als we even later in de taxi zitten geven we onze ogen goed de kost. De stad oogt druk en hypermodern. In een file rijden we naar ons hotel. We zien hele wijken met flats en wolkenkrabbers die pas de laatste decennia uit de grond moeten zijn gestampt. In tegenstelling tot Moskou is er naast auto- ook veel fietsverkeer.

Als we rond etenstijd het hotel verlaten kost het enige moeite om ons te oriënteren. Bij het licht van een straatlantaren buigen we ons over het stadsplattegrond. Beijing is enorm en de schaal van de kaart blijkt te groot te zijn om snel te ontdekken waar we zijn. De wandeling voert langs een levendige woonwijk met kleine, soms armzalige, maar sfeervolle huisjes en winkels. Zwervers zitten met hun hele hebben en houwen op straat. Ik ruik van alles: indringende etensgeuren en dan ineens een misselijkmakende putlucht. De vele openbare toiletten zijn hier te goor om te betreden en het riool wil her den der nogal eens onaangenaam opspelen. Stank hoort bij Beijing als de Eiffeltoren bij Parijs.



Dat communiceren in de Engelse taal vaak lastig is, vormt een rode draad tijdens onze reis, ook hier. Zelfs in het grote moderne hotel waar we verblijven komt het personeel aan de servicebalie niet verder dan wat standaardzinnen. We hopen maar dat de gids die de excursie leidt naar de Chinese muur een uitzondering vormt. Als we in de bus zijn gestapt pakt een kleine magere jongen met brilletje, type nerd, de microfoon en begint te ratelen. Hij heeft zo'n zwaar accent dat het maar langzaam tot me doordringt dat hij wel degelijk Engels spreekt. Bijna iedere zin eindigt hij dwangmatig met het stopwoordje 'oké.'

Kent u die groepen die - geleid door een gids met een vlaggetje - musea en andere toeristische trekpleisters terroriseren, vlak voor het schilderij gaan staan of het uitzicht belemmeren dat je net wilde bewonderen? Bij zo'n groep sluiten we ons aan voor het bezoek aan de Chinese muur. Maar weinig Chinezen zullen die overigens zo noemen, zij spreken van 'the great wall' of letterlijk uit het Chinees vertaald: lange muur. En lang is dit bouwwerk zeker: ruim 6000 kilometer. Ooit moest die het Chinese Keizerrijk beschermen tegen vijandelijke nomadische ruitervolkeren, zoals de mongolen van Dzjengis Khan. Eenmaal op de muur beland moet ik denken aan een kunstwerk dat ik een aantal maanden geleden zag. Het was een projectie met beelden van de Chinese muur. De bezoekende toeristen zag je als vage vlekken voorbijschieten, terwijl op de achtergrond het eeuwenoude bouwwerk onverstoorbaar en messcherp in beeld bleef. Het verglijden van de tijd effectief in beeld gebracht.



De volgende dag bezoeken we de Verboden stad. We krijgen geen kaartje, ons paspoortnummer is het entreebewijs. Een enorme hoeveelheid mensen perst zich door de poorten, maar het paleizencomplex is zo ontzagwekkend groot (het grootste ter wereld) dat het de massa moeiteloos absorbeert. Door die poorten gaan dagelijks wel zo'n 80.000 bezoekers. Ze krioelen als mieren over de pleinen. Ik stel me voor hoe het zou zijn om alleen over die reusachtige binnenplaatsen te lopen.

's Avonds willen we naar het roemruchte Plein van de Hemels Vrede (Tiananmenplein). Als we ons met vele andere bezoekers door de security check hebben geworsteld - andermaal je paspoort tonen - staan we plotseling voor een hek. Het is na zonsondergang. Het plein wordt pas weer opengesteld na zonsopgang.

“Wie nog denkt dat China niet mee gaat in de vaart der volkeren moet naar Guomao afreizen.”



De ochtend van dag drie in Beijing reizen we naar het zakendistrict. Wie nog denkt dat China niet mee gaat in de vaart der volkeren moet naar Guomao afreizen. Dan zie je met eigen ogen het machtsvertoon van de op een na grootste economie ter wereld. Ze zijn met velen: 1382 miljoen inwoners. Met een centraal geleide economie kan het land bovendien slagvaardiger opereren dan Europa dat door interne patstellingen een tandeloze tijger blijkt op het wereldtoneel.

In het zakendistrict bewonderen we de CCTV-toren van Rem Koolhaas. In de volksmond wordt die 'de grote broek,' of 'de kippenpoten' genoemd vanwege de vorm: twee schuine geruite wolkenkrabbers met een dwarsverbinding aan de top. Koolhaas zelf heeft overigens in een interview opgemerkt die bijnamen maar niets te vinden. Er liggen koelkastmagneten met een afbeelding van dit gebouw in de schappen van de souvenirwinkels; dan heb je het tot beeldmerk van Beijing geschopt. Wat omvang betreft (234 meter hoog) past het gebouw in het rijtje reuzenbouwwerken rond de stad. Of het echter zolang de tand des tijds zal doorstaan als de Chinese muur valt nog te bezien.



De 'kippenpoten van Rem Koolhaas,' de 234 meter hoge CCTV toren

We laten de megalomane architectuur van Guomao voor wat het is en zoeken de oase van Ritan park op. Daar wordt gedanst op lommerrijke pleinen en gemusiceerd in tempelachtige gebouwen bij een vijver. Het valt me op dat het vooral mensen op leeftijd - mijn leeftijd - zijn die zich hierin uitleven. Jongeren hebben het te druk met elkaar of de liefde, jonge volwassenen met hun kinderen. Pas later is er tijd voor hobby’s.

Het plein van de Hemelse Vrede
Dan komen we eindelijk aan bij het plein waar op 5 juni 1989 een man, met zijn boodschappentas in de hand, een tank tot stilstand bracht. Dit gebeurde een dag nadat een studentenprotest bloederig was neergeslagen. Hij is de geschiedenis ingegaan als 'tankman,' maar het is onbekend wat er van hem is geworden. Nu is het plein een trekpleister voor vele stadsbewoners. Onophoudend stromen hier de bezoekers toe. Her en der staan palen met camera's en luidsprekers, groepjes militairen houden te wacht. In het midden van het plein staat een potsierlijke vaas van 17 meter hoog met pioenrozen, appels, granaatappels en pruimen. Die is daar vorig jaar neergezet bij de viering van de Nationale dag van de Volksrepubliek China (1 oktober).



Het plein wordt omringd door de Poort van de Hemelse Vrede (Tiananmen), het mausoleum van Mao, de Grote Hal van het Volk en de zuidelijke Zhengyangmenpoort. Een gedeelte van het plein is afgezet met dranghekken. Daaromheen staat een menigte mensen die langzaam groeit. 'Wat zou daar te zien zijn?' vragen we ons af. Als we daarnaar informeren kijkt men ons glimlachend aan, maar niemand begrijpt onze vraag. Uiteindelijk treffen we een jonge vrouw die de Engelse taal machtig is. Ze legt uit dat na zonsondergang de Chinese vlag, die midden in het gebied achter de afrastering staat, wordt neergehaald en door een escorte van militairen wordt weggedragen. Wel zo’n tienduizend mensen wonen deze ceremonie bij. Als het spektakel dan eindelijk begint is de massa voor de hekken zodanig gegroeid dat al ons uitzicht wordt belemmerd. Alleen de vlag steekt boven de massa uit. Als die langzaam wordt gestreken gaan vele handen met smartphones omhoog. Even later zien we een kordon militairen marcheren. Vooraan dragen er drie de vlag. Twee zijn gekleed in een donkergroen- en één in een hagelwit uniform. In een strak ontworpen groen-wit kleurenpatroon marcheert vervolgens de rest van de colonne daarachter aan. We verlaten het plein terwijl het langzaam donkerder wordt. Het is druk op de boulevard. In de verte zien we de reuzenvaas midden op het plein, door neonlicht omgeven. We zetten koers naar De Yuan Roast Duck Restaurant voor een goede pekingeend. We zullen er drie kwartier voor in de rij staan, maar dat is het waard. Morgen vliegen we terug naar Amsterdam.



Voorafgaand aan deze reis vroeg ik me af hoe we het zouden ervaren om dagen achtereen met de trein te reizen. Het viel ons reuze mee. Natuurlijk is het bed en de badkamer thuis comfortabeler, maar wat we aan comfort moest inleveren kregen we ruimschoots terug aan een weelde van tijd in een langzaam verglijdend decor aan landschappen: eindeloze berkenbossen, grauwe flatwijken, heuvels in herfsttooi, verlaten fabrieksterreinen, mensen die op het land werken, grenzeloze steppen, groepjes kamelen... Het geleidelijke van het reizen met de trein vond ik een weldaad die ik verreweg prefereer boven het vliegtuig waarmee je binnen drie uur van Amsterdam naar Moskou reist. In alle rust heb ik een boek gelezen en aan dit reisverslag en mijn roman kunnen schrijven. Er was geen andere afleiding dan mijn reisgenoot of het landschap dat aan je voorbijgaat. Geen deadlines of sociale media: dat voelde als een luxe.

Het reizen door Rusland, Mongolië en China was mooi, maar intensief. De landen zijn weliswaar elkaars buren, de onderlinge verschillen zijn groot. Elke keer dat je de grens passeert moet je een nieuwe vertaalslag maken. Een reis van ruim drie weken is te kort om de landen goed te leren kennen. Maar ik kan altijd nog terugkeren. Er mogen dan veel verschillen zijn tussen de landen die we bezochten, één ding hebben ze gemeen: ze schuwen het grote gebaar niet. Alle drie grossieren ze in enorme pleinen, reusachtige gebouwen waar je je als mens nietig bij voelt en standbeelden van monsterlijke proporties. Als Nederlander voel ik me soms wat ongemakkelijk bij het grootse vertoon van nationalisme dat hier de normaalste zaak van de wereld is. Gezwollen en megalomaan, zo komt het op mij over. Let wel: in mijn ogen. Gezien met de blik die gevormd is door mijn cultuur en de normen en waarden waarmee ik ben grootgebracht. Ik grossier niet in tegeltjeswijsheden, maar ik heb wel degelijk iets geleerd tijdens de reis. Ik heb ervaren hoe lastig het is om de landen die je bezoekt neutraal tegemoet te treden. Dit maakt de kritiek die wij als West Europeanen hebben op het gebrek aan vrijheid in Rusland en China natuurlijk niet minder relevant. De pers wordt er wel degelijk aan banden gelegd, Poetin en Xi Jinping zijn alomtegenwoordig, de vervolgingen en de inbreuken op de privacy zijn feiten. Kritiek is nodig, maar ik besef dat ik door een gekleurde bril kijk.

Bij dit soort reizen ervaar ik ter plekke de cultuurverschillen. Vanzelfsprekend schuurt dat meer dan wanneer ik een boek lees over deze landen of vakantiefilmpjes op YouTube bekijk. Ik word direct geconfronteerd met andere waarheden dan die van mijn vaderland. Al zal ik deze waarheden waarschijnlijk nooit aanhangen: die confrontatie alleen al is waardevol. En smaakt naar meer.



Top

© 2018 tekst: G.A. den Held, foto's: J. van der Veen/G.A. den Held

GABY DEN HELD
           
                         



DE TREIN NAAR HET OOSTEN