Zover het oog reikte

Dessau, Dresden, Šumava en Wenen  PRINT

17 juli - 6 augustus 2006

Het begon met Dessau. Twee maal is deze stad door de UNESCO op de werelderfgoedlijst gezet. Niet vanwege haar uitzonderlijke schoonheid maar omdat hier, na Weimar, het centrum van de Bauhausbeweging was. Een architectuurstroming verwant met De Stijl: klare vormen, zakelijkheid en strategisch kleurgebruik. Mijn reisgezel en ik lazen hier over in de krant en waren als liefhebbers van architectuur onmiddellijk geïnteresseerd. Een ander cultuurerfgoed van Dessau zijn de landgoederen in de omgeving die samen het Gartenreich Dessau-Wörlitz vormen. Toen we eenmaal voor Dessau gekozen hadden lag een bezoek aan Dresden voor de hand. Vrienden vertelden ons over het zogeheten ‘Florence aan de Elbe’. Dat moesten we eens van nabij meemaken. Naast cultuur wilden we ons ook laven aan natuur. We zochten naar geschikte wandeltochten in de regio Duitsland, Oostenrijk, Tsjechië en vonden in Šumava (Tsjechië) een uitgelezen wandelgebied. Nostalgie deed ons tenslotte besluiten de reis in Wenen te eindigen. Hier waren we bijna twintig jaar geleden. Tijd voor een hernieuwde kennismaking.

Dessau

Toen we in Dessau aankwamen werd Europa geteisterd door een zinderende hittegolf. In het muffe hotel blijven was geen optie dus we gingen naar buiten: modernistische architectuur bekijken. Toen we voor de Bauhaus school stonden werd ik onmiddellijk gegrepen door de tijdloze schoonheid ervan. Een strak zwart-wit gekleurd gebouw waarvan de ramen van de glazen pui een ritmisch spel spelen. Het kon gisteren zijn opgeleverd in plaats van in 1926. Naast de Bauhaus school zijn ook de atelierwoningen van docenten van deze architectuurstroming te bewonderen, de zogenaamde Meisterhäuser. Onder de docenten bevonden zich befaamde kunstenaars als Klee en Kandinsky. Deze laatste vond de streng minimalistische ruimtes van zijn atelierwoning toch wat te kaal en vrolijkte de boel op met kleedjes en gezellige sofa’s. In het Meisterhaus van Feiniger, een componist die veel met Brecht samenwerkte, is het Kurt Weil museum gevestigd. Net als de andere atelierwoningen als gebouw indrukwekkend in zijn eenvoud. Het was echter teleurstellend als museum: veel meer dan muziekopnames en wat videofilms over de componist zijn er niet te vinden. Het wonderschoon aan de Elbe gelegen restaurant das Kornhaus is ook een mooi voorbeeld van Bauhaus architectuur (zie recensie: Gutes Fressen zonder moraal).

De man van de fietsverhuur keek ons ongelovig aan. Het was nog vroeg in de morgen maar de zon stond al onbarmhartig fel te stralen aan de hemel. Fietsen met deze temperatuur? Of we wel wisten wat we deden. Toch leek het ons een goed idee om per fiets het UNESCO-erfgoed Gartenreich Dessau-Wörlitz te bewonderen, ooit aangelegd door Leopold II Friedrich Franz von Anhalt-Dessau (1740-1817). Het zou ons nog slecht bekomen. Dat lag niet aan de bekoorlijke omgeving. Een rivierlandschap met landgoederen en paleizen in zeer uiteenlopende stijlen. Voort gingen we over verhitte wegen. Nauwelijks schaduw. De drieste fietstocht moest één van ons uiteindelijk bekopen met zonnesteek-achtige verschijnselen. Gelukkig waren we vlak bij ons hotel en konden we de fietsen daar stallen. De volgende morgen werden we getrakteerd op de meewarige blik van de fietsverhuurder toen we de fietsen terug kwamen brengen en onze auto kwamen afhalen die daar nog steeds geparkeerd stond.


Wittenberg

Vanuit Dessau bezochten we de Lutherstad Wittenberg. Naast de befaamde ijkpunten zoals de kathedraal waar Luther zijn stellingen aan nagelde (de oorspronkelijke deur is er overigens niet meer) en het Lutherhuis is de historische stad zelf het bezichtigen alleszins waard. We bezochten in het oude raadhuis aan het plein een bijzondere tentoonstelling twintigste-eeuwse religieuze grafische kunst uit de verzameling van het echtpaar Scheufelen. Hun collectie bevat werken van Marc Chagall, Salvador Dali, Paul Gauguin, Oskar Kokoschka, Pablo Picasso en Keith Haring. Ook het bekijken waard was het Martin Luther Gymnasium, in de volksmond Hundertwasserschule. Een groter contrast met de Bauhausstijl van Dessau is nauwelijks denkbaar. Hundertwasser heeft zich altijd afgezet tegen de tirannie van de rechte lijn die hij ‘goddeloos’ noemde. De kunstenaar heeft geen nieuw gebouw ontworpen. Het Martin Luther Gymnasium was een bestaand gebouw waar de wonderdokter torentjes, poorten, met keramiek betegelde zuilen, een fontein en een oerwoud aan bomen en planten aan heeft toegevoegd waardoor het van oorsprong zakelijke gebouw een sprookjesachtige allure heeft gekregen. Hij heeft het ‘gepimpt’ zou je kunnen zeggen.


Dresden





Als een feniks uit zijn as herrezen. Deze wat clichématige uitdrukking was het eerste dat mij te binnen schoot toen ik het prachtig gerestaureerde en deels herbouwde centrum van Dresden aanschouwde. Er zijn ansichtkaarten van de puinhopen te koop waar de binnenstad vlak na het bombardement in veranderde, zelfs van de gruwelijke brandstapels met slachtoffers. Ik moest onwillekeurig denken aan Rotterdam, de stad van mijn jeugd, die een vergelijkbaar lot beschoren was. Maar in die stad is een geheel nieuw centrum herrezen resulterend in het ‘Manhattan aan de Maas’ van heden ten dage. Deze bijnaam wordt - naar gelang de mening - meesmuilend of bewonderend uitgesproken. Zo niet Dresden. Met man en macht heeft men de belangrijkste en meest gezichtbepalende gebouwen herbouwd zoals ze waren. “Dresdenaren zijn trots op hun verleden” zo vertelde onze gastheer. Dat verleden werd op het moment uitbundig gevierd: de festiviteiten rond het achthonderdjarig bestaan waren in volle gang. Het leek even een echte wereldstad.

Wij hadden in Dresden met een bevriend echtpaar afgesproken dat ons de Dresdner Elbevallei liet zien. Dit werelderfgoed dreigde op de rode lijst te komen door een geplande brug. Vanwege deze dreiging zal deze doorn in het oog van UNESCO er waarschijnlijk niet komen, ondanks het feit dat in een referendum het merendeel van de Dresdenaren zich voor de komst van de brug hebben uitgesproken. Onze gastheer en zijn vrouw, beiden woonachtig in Dresden – zij is een rasechte Dresdenaar - voerden ons mee langs de Elbe en passant wijzend op een huis waar Schiller heeft gewoond, een bierbrouwerij met het aanzien van een paleis, de verschillende landhuizen en kastelen. De reis ging verder over de brug ‘Het blauwe wonder’. Uiteindelijk kwamen we aan bij Luisenhof waar we zouden dineren. ‘Het balkon van Dresden’ zoals de bijnaam luidt is geen overdrijving. Het restaurant biedt een bijna ongeëvenaard uitzicht over de Elbe met de stad in de verte (zie recensie:Gutbürgerliche Küche op een toplocatie ).


Šumava

We kwamen aan in het land van de ruisende bossen: Šumava. Dit bergachtige gebied grenzend aan Duitsland en Oostenrijk was tot begin 1990 nog een no-go-area. Grenswachten die het IJzeren Gordijn moesten bewaken maakten er de dienst uit. In onze reisbeschrijving lazen we de dreigende woorden: ‘Een waarschuwing is op zijn plaats om vooral op de paden te blijven en waarschuwingsborden te respecteren. Hoewel het gebied door het leger is opgeruimd kunt u beter geen risico nemen’ en:’Bovendien staan er zware straffen op overtredingen binnen deze verboden gebieden’.

Vlak over de grens vielen ons, naast het bosrijke natuurschoon, de schaars geklede dames op die langs de kant van de autoweg hun diensten aanboden, vaak nabij een eetgelegenheid. Eentje stond naast een bord waar met hanenpoten ‘Essen’ op was gekalkt. Een even triest als komisch gezicht.

In Sušice kwamen we in ons eerste hotel aan. De hoteleigenaar, maakte een wat uitgebluste indruk. In zijn ogen lag het verlangen naar een rustige oude dag. Het personeel hield hij echter nog moeiteloos onder de duim. Zijn sonore stem hoefde hij geen enkele maal te verheffen. Zijn blik klaarde slechts op toen mijn metgezel hem wees op een foto die recht tegenover de receptie hing. Hij was daar op, glimlachend van oor tot oor, vereeuwigd samen met een in wielrennerstenue gestoken man voor de deur van zijn hotel. Was dat zijn zoon? Nee-nee, het bleek een Tsjechische wielrennersberoemdheid. “Mein Freund!” zei hij vol trots.

Hier maakten we kennis met de Tsjechische keuken: veel schnitzel, patat en weinig groente. Toen we tijdens het diner een fles wijn bestelden zette de oude uitbater grote ogen op. “Das mussen Sie bezahlen”. Alsof we de rest van het arrangement er gratis bij kregen. Hij slofte met ons naar de wijnkast waar verschillende flessen stonden te verstoffen. Zijn onbekendheid met zijn eigen wijnvoorraad verhulde hij nauwelijks.

We zijn geen fanatieke wandelaars in die zin dat we zo veel mogelijk kilometers willen maken in zo weinig mogelijk tijd. Hoofdzaak voor ons is het genieten van de natuur en de cultuur onderweg. Het sportieve ‘afzien’ is bijzaak. Het landschap is afwisselend: ongerepte naaldbossen en heuvellandschappen. Oorspronkelijk bestond het Boheemse woud enkel uit loofbomen maar al in de middeleeuwen is een groot deel van het loofbos gekapt waarna naaldbomen aangepland werden. Ook kwamen we in hoogveengebieden die mij onwillekeurig aan Nederlandse natuurlandschappen deden denken.





Er is in deze streek sinds de jaren negentig veel gebeurd op horecagebied. Veel etablissementen die we tegen kwamen waren vrij nieuw of grondig gerenoveerd. Vergeelde foto’s aan de wanden toonden beelden van hoe het vroeger was. Maar van dat vroeger bleek in veel gevallen weinig meer over. Rigoureus heeft men de sloophamer ter hand genomen.

Tijdens de wandeling van Sušice naar Kašperské Hory zagen we in de verte het machtige silhouet van de burcht Kašperk (Karlsberg) liggen. De burcht is in 1356 gebouwd door Karel IV om de goudroute en goudmijnen in de streek te beschermen. In de 17e eeuw werd het grotendeels verwoest. Sinds de negentiende eeuw is men bezig met reconstructiewerkzaamheden.

Niets treuriger dan een wintersportplaats in de zomer. Filipova Hut is een dorp vol slonzige hotels en cafés. De bevolking is stug en boers, hoewel niet onaardig. Onze wegen kruisten meerdere malen die van een groepje mannen, ruw als zeebonken met baarden en hobbelende pensen. Tijdens het nuttigen van de maaltijd zat een gezelschap twee tafels verder dat een hoogoplopend conflict leek te hebben maar dat bleek hun normale manier van converseren te zijn. Een van de mannen ging voortdurend te keer tegen zijn magere hondje. Niet tegenstaande het grote kabaal dat ze zelf maakte toonde de vrouw uit het gezelschap zich overgevoelig voor het geluid dat bij andere tafels werd geproduceerd. Achter ons waren twee mannen aan het dobbelen. Iedere keer als er werd geschud met de stenen riep de vrouw van de luidruchtige tafel: “Ruhe!”

De laatste dag voor het vertrek naar Český Krumlov klommen we naar de hoogste top in de omgeving. Daar was een uitkijktoren. Zover het oog reikte werd het prachtige heuvellandschap in volle glorie ontsloten. Daarna daalden we af naar het oerbos van Boubin.


Český Krumlov (Krumau)

De Moldau zwenkt drie maal zodat Český Krumlov op twee schiereilanden ligt. ‘Die Inselstadt’ noemde Egon Schiele (1890-1918) de geboortestad van zijn moeder. Deze stad zou de getroebleerde Oostenrijkse schilder nooit meer loslaten. Maar zijn oorspronkelijke plan hier zijn leven te slijten werd verijdeld. De plaatselijke moraal was niet bestand tegen zijn turbulente levensstijl en het feit dat hij minderjarige meisjes naakt voor hem in zijn tuin liet poseren. Het kwam hem op een verblijf achter de tralies te staan dat hem een trauma voor zijn leven bezorgde. Toch keerde hij nog vaak terug en vereeuwigde de stad vele malen in zijn schilderijen. In een oude bierbrouwerij huist nu het Egon Schiele Art Zentrum. Daar zijn naast werken van Schiele wisselende tentoonstellingen te bezichtigen van moderne kunst.





De ‘Parel van de Bohemen’ zoals Český Krumlov ook wordt genoemd steekt zowaar Praag in schoonheid naar de kroon. In de decennia voor de fluwelen revolutie was de oude binnenstad gedeeltelijk in verval, maar velen roemden de authentieke middeleeuwse sfeer. Eind jaren zestig schreef de kunsthistorica Johanna Herzogenberg hierover: Zwar wird offensichtlich ein verzweifelter Kampf um die Rettung dieser einzigartige Stadt, ähnlich wie in Eger, gekämpft, aber es müssen nicht die Fremden, die Kunsthistoriker, die Denkmalpfleger ein Stadt lieben. Zuerst müssen ihre Bewohner sie lieben und stolz auf sie sein und ihr leben wollen (Johanna Baronin Herzogenberg. Zwischen Donau und Moldau. Presel-Verlag, München 1968) Het dreigende verval is gelukkig gestopt want in de negentiger jaren is men voortvarend gaan renoveren. Nu staan de historische panden opgeknapt en wel strak in de verf. Het zijn echter zeker niet alleen de inwoners die de stad ‘lieben’, overspoelt als deze wordt door dagjesmensen. In de binnenstad is er nauwelijks een winkel te vinden die niet op ‘ons toeristen’ is ingesteld.

Dominant in het stadsbeeld is de imposante burcht met zijn kleurrijke toren. Men weet niet precies van wanneer het gebouw stamt maar uit de geschriften blijkt dat Witigo de burcht tussen 1232 en 1239 heeft gesticht. De burcht werd achtereenvolgens door de adellijke geslachten Rosenberg (1302-1602), Eggenberg (1603-1719) en Schwarzenberg (1719-1947) bewoond. Ludiek is de berenkuil bevolkt door drie beren. Een traditie die naar verluid is ontstaan toen een van de heren uit het geslacht Rosenberg zijn genealogie naploos en familiebanden ontwaarde met een Italiaanse tak genaamd Orso dat beer betekent. Sindsdien komt ook in het wapen van de Rosenbergs een beer voor. Een ander verhaal over de Rosenbergers handelt over de ‘Weisse Frau’ Bertas von Rosenberg. Zij was verliefd op de jonge ridder Von Sternberg die haar ooit van de verdrinkingsdood gered had. Maar van haar vader moest zij trouwen met Johann Liechtenstein von Nikolsburg. Tijdens de feestelijkheden na het huwelijk trokken zij en haar ridder zich terug om voorgoed afscheid van elkaar te nemen. Zij werden echter verrast in een omarming. Liechtenstein wilde de ridder in de Moldau laten verdrinken maar de andere bruiloftsgasten konden dit verhinderen. Bertas heeft haar vader nadien nog vaak gesmeekt haar naar Krumau terug te laten keren want haar huwelijk was een verschrikking. Haar vader weigerde echter en ze moest vijfentwintig jaar wachten, tot haar echtgenoot overleden was. De burcht is zo groot dat er meerdere rondleidingen nodig zijn om alles te bezichtigen. Onze gids sprak een charmant maar apart soort Engels: “This painting represents Saint John of Nipples”. Over de kunstcollectie schreef de arts Carl Gustav Carus (1789-1869) naar aanleiding van een bezoek aan de burcht: ‘So wurde mir als Abtretezimmer die sogenannte Bildergalerie angewiesen, in welcher jedoch nur eine Menge alte Tapetenhaften, verstaubter Malereien aufgehangen war, die ich wohl mehr Recht zum Feuertode verdammt hätte als geistliche Herren in früheren Zeit die Ketzer’ (Carl Gustav Carus, Lebenserinnerungen und Denkwürdigkeiten, Bd. 1-2. Kiepenheuer, Weimar 1960). Niet zozeer de kunst maar de burcht zelf is het bezichtigen waard. Ronduit opmerkelijk is de maskeradezaal met bonte muurschilderingen van internationale carnavalesque figuren.

Wenen

In Wenen dompelden we ons onder in nostalgie. Niet die van de Strausswalsen en de Sissieromantiek, maar die van het Wenen rond 1900 gefotografeerd door August Stauda. Deze uit de Bohemen afkomstige stadsfotograaf legde nauwgezet het verdwijnende stadsbeeld uit die tijd vast toen Wenen met de aanleg van de Ringstrasse de grandeur van een metropool kreeg. Achter de stadspaleizen speelde zich, vooral in de buitenwijken, een eenvoudiger, armoediger leven af in een wirwar van straatjes. Veel huisjes stamden uit de Biedermeiertijd. Velen stonden op de nominatie om gesloopt te worden. In de tentoonstelling was mooi was te zien hoe de verschillende kleine dorpjes en buitenverblijven rondom te stad langzaam werden opgeslokt door een steeds uitdijende stad. Veel foto’s ook van Leopoldstadt, het tweede district. In 1624 werd hier door keizer Ferdinand II een ommuurd Joods getto gesitueerd. In 1670 werden de Joden op last van keizer Leopold I, onder druk van de katholieken, verbannen. Na de revolutie van 1848 werden alle beperkingen weer opgeheven. In de nazi-tijd vond een ware slachting plaats. Van de 17.000 Weense joden zijn er 6000 over. Nu is hier nauwelijks meer sprake van een joodse wijk als zodanig.

Voor wie het nog niet wist: Wenen is een bruisende wereldstad. Wie de zogenaamde truttigheid van Wenen wil vermijden hoeft daar nauwelijks moeite voor te doen. In acht jaar tijd zijn hier drie musea voor moderne kunst uit de grond gestampt: het Leopold Museum, MUMOK, en de Kunsthalle. Het MuseumsQuartier bleek ook een plaats waar hip Wenen zich gaarne laat zien in de diverse trendy cafés rond het mooie plein.

Een bezoek aan het Hunderwasser Haus, het eerste ‘metamorfose-project’ van de ‘architectuurdokter’ mocht zeker niet ontbreken. We waren hier ook in 1987. De kleuren waren anno 2006 fletser en de bomen en struiken die uit de ramen en op de daken groeien tierden weliger. Bij het informatiecentrum aan de overkant van het gebouw was weinig interessants te beleven: winkeltjes met prullerige replica’s, ansichtkaarten en te dure cafés. Liever bezochten we het KunstHausWien. Hier zijn ook Hundertwassers schilderijen te bezichtigen. Tevens zagen we documentaires over de eigenzinnige kunstenaar. Mooi was het om hem aan het werk te zien. Maar het meest bleef me het beeld bij van Hundertwasser teder en vol overgave liggend op een ijsschots terwijl je het water er onderdoor ziet stromen. Een en al aanstekelijke en inspirerende verwondering over de natuur.

‘De gouden kool’ werd het Secessionsgebouw spottend genoemd, een verwijzing naar de gouden bladerkoepel. Het gebouw was bedoeld als provocatie tegen het toen dominante neoclassicisme. Binnen zijn wisselende tentoonstellingen van hedendaagse kunst te bezichtigen maar de meeste mensen komen voor de Beethovenfries van Gustav Klimt. Deze indrukwekkende muurschildering was eigenlijk alleen bedoeld voor de 14e tentoonstelling van de Secession maar werd zo belangwekkend gevonden dat het voorzichtig werd verwijderd en bewaard. Het geldt nu als een van de belangrijkste werken van Klimt. Inspiratie voor dit werk was de negende symfonie van Beethoven maar Klimt heeft deze op een wel heel eigenzinnige manier geïnterpreteerd. In de fries wordt de zwakke mensheid verbeeld die wordt geleid door het verlangen naar geluk en van kracht en moed wordt voorzien. De mensheid moet allerlei louteringen ondergaan waaronder een gevecht met de ‘vijandelijke krachten’ gesymboliseerd door een reusachtig en tevens lachwekkend creatuur, een kruising tussen een aap en een slang. Deze wordt bijgestaan door zijn dochters de gorgonen. De zoekende ziel moet zich wapenen tegen ziekte, dood en waanzin, weert zich tegen zonden en rampspoed. De mensheid vindt dan troost in poëzie en via de kunsten wordt ze dan geleid naar het ideale koninkrijk waar ze wordt toegezongen door een hemels koor.

Je kunt Wenen met recht een muziekstad noemen. Vele componisten hebben hier gewoond en gecomponeerd waaronder Gustav Mahler, Ludwig von Beethoven, Wolfgang Amadeus Mozart, Joseph Haydn, Franz Schubert, vader en zoon Johann Strauss, Anton Bruckner, Arnold Schoenberg, Alban Berg, Anton Webern.
Ludwig von Beethoven heeft op meerdere plaatsen in Wenen gewoond. In Heiligenstad bezochten we een van zijn woonhuizen en het museum waar zijn zeer ontroerende, Beethoven-Heiligenstädter-Testament bewaard wordt. Hier verbleef hij op aanraden van zijn arts in de hoop dat een rustige landelijke omgeving zijn gezondheid ten goed zou komen.

Via de Oost-Duitse steden Dessau, Dresden naar Sumava, Tsjechië en tenslotte naar Wenen. In Wenen kleurde de hemel al langzaam grijzer. En alsof de duvel er mee speelde: op de Autobahn op weg naar huis barstte het noodweer los. We spoelden bijna aan bij een Duits hotelletje. Weinig stemt weemoediger als een slechte maaltijd begeleid door groente uit blik met een kwak mayonaise op de laatste avond van de reis. De volgende morgen bij het afrekenen werd ons een potje zelfgemaakte paté toegestopt, dat beloofde meer. Voor thuis.



© 2006 G.A. den Held

GABY DEN HELD
           
                         
ZOVER HET OOG REIKTE